Blog

In deze moeilijke arbeidsmarkt doen organisaties er alles aan om nieuwe krachten binnen te halen. Echter, waar naar mijn mening te weinig aandacht naar uit gaat is de talenten van de aanwezige medewerkers. Organisaties hebben uitgebreide functieprofielen opgesteld en iemand moet daar goed inpassen, anders functioneert de medewerker niet. Er is naar mijn mening veel te weinig oog voor de talenten die mensen wel bezitten. Neem Richard Goodall. Wie zult u zeggen? Richard Goodall. Vorig jaar deed hij mee aan America Got Talent (AGT). Al 23 jaar was hij conciërge op een middenbare school in Engeland, waar hij zijn tijd vooral gebruikte om de school schoon te houden. Populair bij de kinderen van de school, vanwege zijn benaderbaarheid. Hij besloot de stoute schoenen aan te trekken en schreef zich in voor AGT. De ruim 50 jaar oude Richard ging voor het eerst vliegen en had geen geld om zijn verloofde mee te nemen. En wat hij nooit had verwacht gebeurde, hij won AGT en is inmiddels wereldberoemd in de Verenigde Staten. Met kippenvel heb ik de auditie bekeken en nog altijd ben ik geraakt als ik het terugkijk. Ook roept het bij mij de vraag op hoe het mogelijk is dat zijn talent niet eerder is ontdekt. Waarschijnlijk omdat zingen niet in zijn functieprofiel staat.

Een opdrachtgever zei ooit tegen mij: iedereen heeft een vlek, niemand is perfect. Een vlek is een ontwikkelpunt of in normaal Nederlands, iets waar je minder goed in brengt. Laten we meer aandacht geven waar mensen wel goed in zijn en kijken op welke wijze we de vlekken die een ieder heeft kunnen accepteren en compenseren. Dat lukt alleen als we eerlijk zijn over waar we niet goed in zijn en hulp accepteren op deze punten. Het wordt niet alleen een stuk leuker op het werk, maar op de arbeidsmarkt ook een stuk minder gespannen.

Lucid wenst al haar relaties een gezond, succesvol en plezierig 2025 toe!

Het was een onstuimige jaarwisseling. Maar ondanks code geel vanwege de harde wind en regen werd voor een record aan vuurwerk de lucht in geschoten. En dat terwijl in diverse steden er (deels) een vuurwerkverbod was ingesteld. Deze traditie zit ons echter in het bloed wat maakt dat we op 31 december altijd knallend het nieuwe jaar in willen gaan. Al jarenlang kom ik de deur niet uit rond een jaarwisseling en bekijk veilig vanuit mijn huis hoe de buurt het nieuwe jaar met vuurwerk viert. Daar geniet ik zeker van en zie ook ook mijn buurtgenoten genieten van het afsteken ervan.

Helaas kent de jaarwisseling ook een trieste traditie. En dat is dat er elk jaar vuurwerkslachtoffers zijn, zo ook bij de start van 2025. Diverse mensen hebben blijvend letsel overgehouden aan het geknal en zal de rest van zijn/haar leven herinnerd worden aan deze jaarwisseling. In Rotterdam was zelfs een dodelijk slachtoffer, een kind van slechts 14 jaar. Vreseljk natuurlijk.

Het eerste dat je leest is het instellen van een vuurwerkverbod en daarmee zou laatstgenoemde traditie tot een einde worden gebracht. Een reactie die je veel vaker ziet bij risico’s, we verbieden het en dan ik het risico verdwenen. In de theorie klopt dat natuurlijk volledig, in de praktijk werkt het niet. In de steden waar een vuurwerkverbod was, is er net zo hevig afgestoken als in steden waar dat verbod er niet was. Handhaving is uiteraard onbegonnen werk, daar je iemand op heterdaad moet betrappen. Daarbij wordt ook voorbij gegaan aan het feit dat de ernstigste vuurwerkongelukken gebeuren met illegale waar. De vraag is of het verbieden van legaal vuurwerk dan de oplossing is. De handel in illegaal vuurwerk zal blijven bestaan en de gemeentes worden wederom op kosten gejaagd om alternatieven te organiseren met de jaarwisseling.

Wat ik in het verhaal mis, is de verantwoordelijkheid van de ouders. Ik begrijp dat jongeren die nauwelijks de basisschool hebben verlaten met illegale vuurwerkbommen lopen die levensgevaarlijk zijn. Hoe is het mogelijk dat kinderen van deze leeftijd aan dit soort vuurwerk komen? Het zal zeker niet gratis zijn! Kinderen in deze leeftijd zien vaak wel het plezier van een enorme knal, maar zeker niet altijd de gevaren. Als we de illegale handel niet kunnen tegengaan, laten we dan in ieder geval zorgen dat heel Nederland op de hoogte is van de gevaren, en specifiek onze jeugd. Ouders hebben als opvoeders daar een cruciale rol in.

Ik kijk uit naar het nieuwe jaar en ga er vanuit dat over 365 dagen wederom het record aan vuurwerkverkoop verbroken zal worden.

 

 

Het moet ongeveer twintig jaar geleden zijn dat ik kennis maakte met het Taalcentrum-VU en specifiek directeur Rob Doeve. Ik werkte bij Ordina Finance en kreeg een training schriftelijk rapporteren. Eigenlijk had ik vooraf geen zin in deze training, want het voelde als terug naar de lagere school om een dictee te krijgen. En daarna bij het nakijken te moeten horen dat iets met ‘dt’ moest in plaats van alleen een ‘d’. Hoe anders was de praktijk. We moesten vooraf teksten insturen die vervolgens beoordeeld werden op onder andere leesbaarheid en structuur. Ik had één van mijn betere brieven (vond ik) ingestuurd, waar ik ten behoeve van de training nog wat verbeteringen in had doorgevoerd. De feedback was confronterend, maar vooral ook leerzaam. Zo sloot ik mijn brief af met: ‘Ik hoop dat ik u voldoende heb geïnformeerd’. Het commentaar was duidelijk en onvergetelijk : ‘Hopen liggen in het toilet, je moet erop vertrouwen dat het voldoende is’. Daarnaast gooide ik allerlei stijlen door elkaar en was weinig concreet. De laagdrempeligheid van de training, het vleugje humor en de confrontatie met je eigen (on)kunde heeft mijn ogen doen openen. Niet alleen ben ik mij veel meer bewust geworden van het effect van goede schriftelijke communicatie, maar ook de opzet van de training heb ik meegenomen in de manier waarop ik tegenwoordig zelf voor de klas sta. De drie genoemde aspecten zijn vaste items als cursisten een evaluatie invullen over een door mij gegeven training.

De band met het Taalcentrum-VU is in alle jaren sterk gebleven en bij diverse opdrachten heb ik van hun kennis en kunde gebruik kunnen maken. Het plezierige contact met medewerkers van het Taalcentrum-VU in combinatie met het hoge kwaliteitsniveau van het geleverde werk is de grote overeenkomst bij al deze klussen. Ook heb ik nog een bescheiden rol mogen vervullen bij de doorontwikkeling van de organisatie zo’n twaalf jaar geleden. Recentelijk werd ik benaderd door Rob Doeve of ik een bijdrage zou willen leveren aan een blog waarin experts vertellen over de communicatie in hun vakgebied. Mijn enige twijfel zat in het feit dat ik mijzelf geen expert wil noemen. Dat voelt ongemakkelijk, zeker als een expert je vraagt. Toch stemde ik in. Wat volgde was een leuk en gezellig interview met de oudste en jongste medewerker van het Taalcentrum-VU met het volgende resultaat : https://www.taalcentrum-vu.nl/blog/niet-gauw-schouderklopjes

Al voor het interview wist ik dat Rob Doeve zijn pensioen aanstaande is. Toch realiseerde ik mij pas later dat ik de laatste ‘expert’ moet zijn geweest die door deze expert is ondervraagd. En hoe mooi was het om deelgenoot te zijn hoe hij zijn kennis en kunde, on-the-job, overdroeg aan een nieuwe generatie bij het Taalcentrum-VU! Het gesprek was laagdrempelig en met een vleugje humor. En de confrontatie? Die was er zeker ook, want de vraagstelling noopte mij kritisch naar de eigen organisatie te kijken.

Met een onregelmatige regelmaat kom ik op bezoek bij het Taalcentrum-VU en in die jaren heb ik vele gesprekken met Rob gevoerd. We hadden altijd meer tijd nodig dan in onze agenda’s was gereserveerd, mede als gevolg van zijn brede interesses. Ondanks dat zijn organisatie extreem hoog scoort op klantgerichtheid, voelde ik mij nooit klant als we samen op zijn kamer genoten van de lekkernijen waar hij voor zorgde als ik langskwam. Ontmoetingen waar ik altijd naar uitkeek en nog steeds met veel plezier op terugkijk.

Bedankt Rob voor wat je het Taalcentrum-VU, maar vooral mij heb gebracht. Geniet van je welverdiende pensioen en spreek je hopelijk snel weer.

Al maanden zijn we in de greep van Corona. Scholen gingen dicht, geen evenementen meer of gezellig naar een cafe of restaurant. Dankzij (of ondanks?) de in Den Haag genomen maatregelen worden steeds minder mensen besmet en krijgen de ziekenhuis weer ruimte om andere patiënten te behandelen. Daarnaast wordt druk gespeculeerd hoe ‘het nieuwe normaal’ eruit gaat zien. De anderhalve meter staat daarbij centraal, waarbij de uitdaging ligt bij vooral stadions en theaters waar veel mensen gelijktijdig van hetzelfde genieten.

Ik hoor echter heel weinig over andere effecten, die wat mij betreft ook neergezet kunnen worden als ‘het nieuwe normaal’. Denk hierbij aan het feit dat veel meer zaken via internet worden besteld en thuis worden gebracht. Gemak is iets waar de mens snel aan went. Hebben we nu echt de illusie dat straks we weer massaal naar de winkels gaan om te gaan shoppen, als we de afgelopen periode hebben ervaren hoe makkelijk het thuisbezorgen eigenlijk is? Zelfs een auto kun je inmiddels via internet bestellen zonder een bezoek aan de dealer.

Een ander punt is het thuiswerken. Voor Corona was dat allemaal lastig en moeilijk, maar de praktijk wijst uit dat het heel goed werkt. Zelfs het onderwijs heeft heel snel een omslag gemaakt. Ook hier dient gemak de mens. Waarom zou ‘het nieuwe normaal’ zijn dat we terug gaan in de tijd en twee keer per dag in de file gaan staan om samengepakt in een kantoor te gaan zitten. Natuurlijk is het fijn om je collega’s af en toe fysiek te ontmoeten, maar moet dat elke werkdag? Al heel lang is bekend dat je thuis productiever bent dan op de werkvloer, dus…

Het gekke is dat ik niemand over deze effecten hoor praten. Mijn voorspelling : ‘het nieuwe normaal’ gaat onder andere zorgen voor een verdere terugloop van het aantal winkels maar ook van noodzakelijke kantoorruimte. De eisen aan woningen gaan ook veranderen, want daar moet ruimte komen om te kunnen werken. Daarnaast lost het mogelijk, voor een deel, het fileprobleem op. Naar mijn mening een positieve ontwikkeling, met dank aan Corona.

Bedrijven willen groter, willen meer om de winst te verhogen en daarmee de aandeelhouders tevreden te stellen. Dat is vaak de achterliggende gedachte bij de een fusie of vergaande samenwerking. De vraag is echter wat het effect hiervan is op de klanten die voor de inkomsten moeten zorgen. Welk voordeel hebben zij van de drang om de winsten jaarlijks hoger te laten zijn. Of zijn zij juist de dupe van dit soort geldingsdrang?
Lees meer